Mijn latrelatie met het boek: een fictieautobiografie
Lezen: ik had het al snel onder de knie. Toch voelde ik niet meteen dé klik met het boek. Gelukkig schieten we tegenwoordig wel goed op, maar dan eerder in de vorm van een latrelatie.
Een dik boek zonder prentjes
Mijn lagere school peilde regelmatig naar het leesniveau van de leerlingen. Aan de hand van dat leesniveau werd je in groepjes verdeeld en mocht je elke week met dat groepje een uurtje lezen. Hoewel ik nog maar in het derde leerjaar zat, belandde ik samen met een andere klasgenote al in het hoogste leesniveau: 9+. Zo werden twee snotneuzen elke week bij een klein groepje zesdejaars geplaatst. De leerlingen uit een lager leesniveau lazen trillend en in een bijzonder traag tempo voor uit dunne en kleurrijke boeken. Dat maakte me een beetje jaloers: zij kregen leuke boeken, ik kreeg een dik boek zonder prentjes. Ik las vlot, snel en met respect voor de leestekens. Toch herinner ik me nog heel goed dat ik nooit stilstond bij wat ik juist aan het lezen was. Lezen was eerder een soort wedstrijd voor mij. Om de week gingen we met de klas naar de bibliotheek. Een boek kiezen dat een hoger leesniveau vereiste was uit den boze. Door mijn leesniveau kon ik altijd kiezen wat ik wou lezen. Ik maakte mijn klasgenootjes dan ook graag jaloers met de Kippenvel- boeken die ik al mocht uitlenen.
Boeken interesseerden me niet echt
Ik herinner me niet meer hoe het ooit begon. Lezen is voor mij vanzelfsprekend, iets waar ik nooit aan heb moeten werken. Misschien is het een 'gave' die ik erfde van mama? Zij was - en is nog steeds - een boekenwurm. Voornamelijk in het genre horror. Toch las ze jarenlang voor uit sprookjesboeken van Andersen en Grimm voor we gingen slapen. Mijn broer en ik moesten wel altijd bewijzen dat we goed hadden geluisterd, want na het verhaal volgde een quiz. Ik verloor meestal. Ik luisterde niet altijd even aandachtig. Ik was eerder een dromerig kind. Al herinner ik me wel goed dat Andersens De kleine zeemeermin en Het meisje met de zwavelstokjes me raakten. Misschien omdat deze sprookjes wel heel triestig eindigden. Als ik bij mijn jeugdvriendinnetje bleef slapen, luisterden we in bed ook naar verhalen. Voornamelijk naar de luisterverhalen van Jip en Janneke die op cassette stonden. Later ruilde mama de sprookjesboeken in voor de Kippenvel-boeken die ik eigenlijk voor haar mee smokkelde uit de bib, want boeken interesseerden me niet zo bijzonder hard.

Ik kon dus lezen. Meer zelfs, ik kon heel goed lezen. Maar was ik nu gepassioneerd door boeken? Nee, absoluut niet. Wat me echt gelukkig maakte waren mijn stapels strips van onder andere Jommeke en Kiekeboe. Wanneer er niet meer werd voorgelezen, las ik elke avond in bed een strip. Tot op de dag van vandaag hoor ik nog mensen zich afvragen waarom ik niet 'de goede' strips las. Zoals Suske & Wiske of Nero. Die laatste vond ik heel rommelig getekend. Ik zag bijvoorbeeld ook de Disneyfilms De Aristokatten en 101 Dalmatiërs niet graag om diezelfde reden. Suske & Wiske vond ik dan weer 'minder gezellig'. Dat kwam mogelijk omdat ik de relaties van de personages onduidelijk vond. Bij Jommeke was alles steeds helder, duidelijk en vrolijk. Daar scheen de zon altijd en als het er eens regende leek het er nog steeds even leuk. Kiekeboe was dan weer spannend en soms zelfs een beetje eng. Dat triggerde mij. Naast strips lezen vond ik het ook leuk om mijn lezen op de proef te stellen bij bijvoorbeeld reclamefolders, ondertiteling, enzoverder.
Omgekeerde rollen: ik las graag voor aan mama
Uiteindelijk kreeg ik langzaam de smaak te pakken. Ik herinner me Het Dolfijnenkind van Patrick Lagrou als het allereerste boek waar ik helemaal in het verhaal zat. Rond mijn elf jaar raakte ik in de ban van het boek De jacht op Judy van Marilyn Kaye. Het is een spannend sciencefictionboek dat over een bijzonder getalenteerd twaalfjarig meisje gaat die probeert te leven met het feit dat ze een kloon is. Het Dolfijnenkind en De jacht op Judy hadden duidelijk iets gemeen. De verhalen gaan beide over het dagelijkse leven van een kind dat een plotse, mysterieuze wending krijgt. Dat trok me aan. De Jacht op Judy herlas ik vaak. Ik las het trouwens ook eens in een ruk voor aan mama toen ze bezig was aan een verschrikkelijke berg strijkgoed. Voorlezen wanneer mama strijkt, kookt of doucht was trouwens niets ongewoon. Ik deed dat graag. Ik las ook voor uit mijn favoriete weekblad: Joepie. De boeken van Anthony Horowitz konden me ook bekoren. In mijn boekenkast staat trouwens nog steeds Horowitz Horror, een verzameling van gezellige griezelverhalen.
In het middelbaar ervoer ik lezen minder aangenaam. Ik denk dat dat vooral kwam omdat het toen eerder een verplichting was en gepaard ging met saaie taken. Daarbovenop mocht je vaak niet eens kiezen welk boek je ging lezen. Toch zijn er in die periode wel al wat pareltjes van boeken de revue gepasseerd die ik nooit meer zal vergeten. Meestal waren het dan wel boeken die ik zelf uitkoos. In het eerste middelbaar vond ik de Hoe overleef ik-reeks van Francine Oomen bijvoorbeeld heerlijk, omdat het toen ook vrij realistisch aanleunde bij het dagelijkse, verschrikkelijke tienerleven. Candy van Kevin Brooks ging dan weer een stapje verder richting 'tieners in serieuze problemen', iets wat ik toen heel interessant vond. De Engelenmaker las ik spontaan nadat een leerkracht Nederlands het boek eens vermeldde tijdens de les. Ik was onder de indruk van de beruchte rocker Peter Doherty. Zijn teksten stonden bekend als stukjes poëzie. In die periode ontdekte ik ook dat hij een fervente lezer is en uit veel boeken inspiratie haalde. Een boek daarvan was The picture of Dorian Gray van Oscar Wilde. Ik kende het niet. Ik geef zelfs eerlijk toe dat ik toen ook Oscar Wilde niet kende. Ik bestelde meteen de Nederlandstalige versie. Prachtig geschreven, intrigerend verhaal; het boek is nog steeds een van mijn favorieten!

Ik denk dat ik nog een hele hoop alineas kan uitweiden over boeken. Ik studeerde in het middelbaar af in de richting woordkunst-drama en mijn eerste bachelor behaalde ik in de journalistiek. Dat zijn twee opleidingen die ik automatisch wel link met boeken en teksten. In het middelbaar vertaalde ik poëzie van onder andere Neruda naar beeld en spel. In het hoger onderwijs werd ik zelf 'schrijver'. Ik maakte bijvoorbeeld een eigen magazine van 72 pagina's over de zeven hoofdzonden. Mijn keuze in boeken werd ongetwijfeld beïnvloed door mijn kunstzinnige vrienden, mijn kunstzinnige leerkrachten, Goodreads en door films. Gone girl (het eerste boek dat ik in het Engels las) las ik nadat mama enthousiast vertelde over de film. Achteraf zag ik de film met een typische bijhorende teleurstelling. Ook Het Parfum en De Cirkel wou ik eerst in boekvorm lezen. Nu ik in de ban ben van de film: Call me by your name wil ik Acimans boeken Het raadsel van de liefde en Noem me bij jouw naam lezen. Gewoon al om terug te mogen proeven van die zomerse sfeer.
Drie favoriete boeken opnoemen? Dat lijkt me vrij onmogelijk. Ik waag toch een poging: Lolita van Vladimir Nabokov, omdat het zo mooi geschreven is en qua verhaal dan weer heerlijk provocerend is, Het Proces van Kafka, vanwege het fantastisch mindfuck-gevoel dat tot op het einde aanwezig blijft, en als derde boek kies ik voor Het portret van Dorian Gray van Oscar Wilde.
Mijn keuze voor het boek dat ik lees hangt samen met mijn gemoedstoestand. Ik zou Het Proces nooit lezen in een vrolijke toestand. Ik las het op een koude, regenachtige dag. Op vakantie neem ik dan weer boeken mee die qua setting bij de sfeer passen. Ik las De Vreemdeling op een afgelegen strand in Kroatië en Lolita in Zuid-Frankrijk. Ik zou bijvoorbeeld in dit koude seizoen nooit kunnen beginnen aan Zomerhuis met zwembad. Ik wil trouwens ook even opbiechten dat ik er enorm hard van geniet om roddelblaadjes te lezen zoals Tv-familie. Ik schaam me er ook niet voor. Ik hou er van om soms ook te lezen zonder dat ik daarbij moet nadenken. Een boek kan in mijn ogen goed zijn omdat het bijzonder goed geschreven is, dat kan zelfs sterker zijn dan het verhaal. Maar een boek kan ook net minder goed geschreven zijn en wel een heel goed verhaal hebben, zoals Narcissus van Maarten Schinkel. Ik ga graag een uitdaging aan. Al zie ik me nog niet snel beginnen aan Ulysses van James Joyce (kerstcadeau 2016)!
Als ik de literaire
competentieniveaus van Theo Witte bekijk, denk ik dat ik dicht bij niveau vier aanleun.
Ik durf wel voor een complex boek te kiezen. Ik las ooit Woeste
Hoogten van Emily Brontë en ik herinner me dat ik het wel heel moeilijk had
met de oudere taal en de manier van hoe het boek geschreven was. Ik was wel
'maar' zeventien jaar toen ik het las. Vorige
zomer las ik ook De Vriendschap van
Connie Palmen. Het verhaal startte vlot en helder maar na een tijd werd het
voor mij te filosofisch en toch ook eerder complex. Ik heb net als in niveau
vier ook veel belangstelling voor literatuur. Het is niet 'toevallig' dat
boeken zoals Dode zielen van Gogol in
mijn boekenkast staan. Toch voel ik me ergens ook 'thuis' bij niveau 3. Ik vind een
boek op zijn aangenaamst als er wat moeilijkheden in zitten, zolang het me niet
helemaal afleidt. ik lees graag, maar ik ben niet altijd enorm gemotiveerd om
er aan te beginnen.
Ik heb een beetje een latrelatie met boeken: soms leven we lange tijd zonder elkaar en lukt dit perfect. We missen elkaar niet eens. Als we elkaar dan wel terugvinden is het loslaten moeilijk.
