Literaire bouwsteen: Rivieren

14-05-2020

In mijn bespreking over Alice Munro liet ik al vallen dat ik graag wat meer kortverhalen wou lezen. Laat dat dan de voornaamste reden zijn dat ik ervoor koos om het geprezen 'Rivieren' van Martin Michael Driessen als laatste literaire bouwsteen te analyseren.

In amper 144 pagina's vertelt Driessen drie heftige verhalen die zich afspelen op of rondom een rivier. De drie verhalen zijn heel verschillend en zijn op zich niet echt met elkaar verbonden. Ik zadel me daarom met wat extra werk op en zal ze dus elk apart analyseren, al moet je me vergeven dat ik wat korter door de bocht van deze rivier zal gaan.  

Elk verhaal heeft een eigen titel, maar de uiteindelijke titel van dit boek is 'Rivieren'. Lang hoef je natuurlijk niet na te denken over deze titelkeuze. Een rivier speelt steeds een centrale rol in elk verhaal. Toch zorgt deze titel niet enkel voor een verwijzing naar een geografische ruimte die elk verhaal gemeenschappelijk heeft. Je kan het ook symbolisch bekijken. Water is een gekend symbool voor het schenken van leven, maar anderzijds vertegenwoordigt het ook verdrinking en ondergang. Water is ook een oplosmiddel. Een rivier is daarbovenop vaak onvoorspelbaar. Hoewel elk verhaal echt wel anders is, krijg je als lezer wel steeds te maken met personages die een bepaalde 'kwelling' ondergaan. Een toepasselijke titel dus, met een grote symboliek die op verschillende manieren 'opduikt' in de drie verhalen.

Kortverhaal 1: Fleuve Sauvage ('wilde rivier')

Dit is het kortste kortverhaal van Rivieren. Vergis je niet, je krijgt als lezer niet het gevoel dat het verhaal zo kort was.

Het verhaal begint in media res. Als lezer vaar je als het ware uit het niets in een kano met een alcoholist de Aisne af. Het grappige is dat de protagonist in dit verhaal geen naam heeft. Wat je als lezer wel mag weten is dat hij een acteur is die wat aan het ontsporen is en dat hij vooral op de planken staat.

De protagonist kampt met een inner conflict: hij is een hopeloze drankverslaafde. Dat inner conflict gaat - hoewel het verhaal vooral een chronologische opbouw (fabula continu) heeft - daarom gepaard met flashbacks waarbij hij terugblikt op de rollen die hij vervulde als acteur. Dat terugdenken aan het acteursleven wordt zo een abstract motief. Als acteur heb je namelijk de controle over jezelf. Mensen kijken dan ook letterlijk en figuurlijk naar je op. De protagonist heeft in zijn echte leven geen controle over zichzelf. Zijn obsessie met drank, maakt van hem een agressieve en onaangename man die waardeloos is zonder het goedje.  Dat heeft ook invloed op het taalgebruik in dit verhaal, want dit is het enige verhaal waar veel in gevloekt wordt.

De strijd tegen alcohol is het dramatische doel van deze man. Hij gooit daarom op een bepaald moment letterlijk en figuurlijk zijn drank overboord. Helaas komt de fles 'Famous Grouse' naar het einde toe weer bovendrijven. De man wou met deze vaartocht zichzelf reinigen. Het kon zijn dat de rivier in dit verhaal op symbolische wijze hem dus een nieuw leven zou schenken. Helaas is het vooral zo dat de rivier wild wordt, zo wild als het personage. De man krijgt zowel de rivier als zijn verslaving niet onder controle. In dit geval zal de rivier dus verwijzen naar ondergang en verdrinking. Het einde is gesloten.

Kortverhaal 2: Een reis naar de maan

Het verhaal situeert zich eind 1800 en speelt zich af in een klein Duits dorpje genaamd Walreuth. Konrad is van kleins af aan in de ban van vlotten. Dat leidt hem tot een job bij houtgroothandelaar Durlacher. Konrad heeft geen hoge positie in de maatschappij en dat vindt hij niet erg, hij heeft dan ook slechts maar een passie.  Julius is de zoon van Konrads baas en geniet wel van heel wat aanzien. Julius rondt universitaire studies af en staat ambitieus in het leven. De twee jongens leren elkaar kennen als kinderen en droomden toen samen van een reis door de Rijn naar de zee op een vlot. Ondanks ze heel verschillend in het leven staan, hebben ze een bepaalde band met elkaar, al is er geen sprake van een intense vriendschap.

Je zou kunnen vaststellen dat Konrad door die passie voor het vlotten eerder een statisch personage is. Hij maakt niet echt bijzondere ontwikkelingen mee. Dit wordt nog duidelijker wanneer er in het verhaal momenten ontstaan van stevige tijdversnellingen. We zien Konrad als zevenjarige, veertienjarige, twintiger en veertiger. In al die jaren blijft Konrad wie hij is: een man van principes die een sober leven leidt en graag de Rijn wil afvaren. Julius daarentegen heeft al heel wat gezien en kun je eerder een dynamisch personage noemen. Julius zal later in het verhaal trouwen en ook weer scheiden omdat hij kampt met een inner conflict: zijn geaardheid.

Konrad kampt op zijn beurt in het verhaal met een extrapersonal conflict, namelijk de evoluties in de maatschappij. Hij laat duidelijk merken dat hij er niet gelukkig om is. Door de opkomst van de stoomsleepvaart bijvoorbeeld raakt zijn job als vlotter in gevaar. Hij verliest ook Julius voor een periode uit het oog omdat hij zal strijden in de Eerste Wereldoorlog. Dat maakt die kans om ooit de Rijn af te varen met Julius weer kleiner.

De titel van dit verhaal heeft te maken met Jules Verne. Hoewel Konrad niet heeft gestudeerd, krijgt hij van Julius zes boeken van Jules Verne cadeau. Konrad leest alle boeken en droomt zo nog harder van het avontuur. Een reis naar de maan is heel lastig, niet voor iedereen weggelegd, maar ook niet onmogelijk. Net als de tocht door de Rijn naar de zee. 

De rivier kun je in dit verhaal simpelweg vergelijken met het leven van de jongens. Ze worden geconfronteerd met pittige kronkelingen en moeten ondanks hun verlangens op een bepaald moment meegaan met de 'stroom' van de maatschappij. Op het einde kiezen ze er toch voor om zich tegen de stroom te verzetten en maken ze hun droom waar. Julius raapt tijdens de reis zijn moed bijeen om te vertellen over zijn geaardheid tegen Konrad. Toch weten we als lezer niet of hij het effectief zal doen door het abrupte, open einde.

Kortverhaal 3: Pierre en Adèle

De rivier vormt in dit laatste kortverhaal de bron van een eeuwenoud en intens conflict tussen twee families die in een dal wonen. Aan de ene zijde van de rivier tref je de zeer welgestelde en katholieke familie Chrétiens. Aan de andere zijde van de rivier huist de protestanse familie Corbé.

Het verhaal begint in media res, wanneer de Chrétiens jagen op een ree. Op een bepaald moment belandt de ree gewond op de kant van Pierre Corbé en ontstaat het zoveelste conflict tussen de twee kanten. Toch zijn Pierre én Adèle de protagonisten in het verhaal. Ze kregen met de paplepel al mee dat ze elkaars vijanden zijn: de vete is er dus omdat die er altijd al is geweest. Verder proberen ze vooral hindernissen uit hun eigen leven te overwinnen. De antagonist is ongetwijfeld Adèles verschrikkelijke man, Berthou. Door zijn hebzucht smijt hij graag olie op het vuur en zorgt hij ervoor dat de vete pittig blijft. Dat van die olie en het vuur mag je in dit geval ook vrij letterlijk nemen.

Na het conflict met de ree duik je als lezer in een grote flashback, startend bij Adèle en Pierre als kinderen. Je ontdekt dat de twee af en toe met elkaar speelden en elkaar onschuldig plaagden om het conflict rond de rivier. Dit zorgt ervoor dat de opbouw van het verhaal eerder discontinu te noemen valt. Het levensverhaal van Pierre en Adèle wordt van hieruit chronologisch verteld. Naar het einde toe wordt het begin, het voorval met de ree, terug opgepikt en loopt het verhaal van daaruit verder.

In dit verhaal komt er ook een nevenfiguur aan bod: de Joodse bemiddelaar Eduard Salomon. Zijn vader zocht jaren naar een geschikte oplossing voor de twee families. Hij gaf het na verschillende pogingen op en geniet vooral van het geld dat hieruit blijft binnenkomen. Zoon Eduard nam al een tijdje de fakkel over, maar wil in tegenstelling tot zijn vader niet opgeven. Hij moet en zal een oplossing vinden want hij wil heel graag dat deze zaak eindelijk van de baan is.

De rivier zorgt in dit geval voor problemen omdat een rivier regelmatig de bedding verlegt. Zo komt het dat de ene periode de ene familie meer voordelen van de rivier ondervindt voor hun vee en een andere periode de ander. Eduard slaagt er in om het probleem op te lossen en laat beide partijen van grondgebied wisselen zodat ze inzien dat geen grondgebied per se beter of slechter is. Meer verklap ik niet, al kan ik wel zeggen dat het verhaal gesloten eindigt.

Algemeen

Elk verhaal wordt uit de doeken gedaan door een personale verteller. De verhalen worden verteld in de hij-vorm en wat er verteld wordt is vooral subjectief: "De rivier werd steeds vreemder. Hij waande zich in een verhaal van Jules Verne ...".  In elk verhaal komen ook focalisaties aan te pas waardoor je als lezer beter kan doordringen in de gedachten van de personages en een heel breed beeld krijgt van bepaalde gebeurtenissen.

Verder is de schrijfstijl heel toegankelijk, al maakt Driessen in elk verhaal gebruik van wat couleur locale. In het tweede verhaal kom je bijvoorbeeld af en toe Duitse woorden of uitdrukkingen tegen, omdat het verhaal zich daar afspeelt. In het eerste en laatste verhaal bots je soms op Franse zinnen en dialogen. Toch zijn het eenvoudige zinnen die geen invloed hebben op de verstaanbaarheid van de verhalen. Ze geven voornamelijk de sfeer weer uit bepaalde gebieden. 


© 2018. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin